Straffe wind, verraderlijke stromingen, schrikwekkende reptielen, muggen, moerassen en een rasechte hold-up: het kano-avontuur was iets avontuurlijker dan verwacht. En bijgevolg al voortijdig beëindigd. Een kroniek van twee dagen into the wild.
Vrijdag, 04.31 uur. De wekker is net afgegaan. Francobollo steekt zijn slaperige kop vanonder het muggennet en ik volg gewoontegetrouw vijf minuten nadien. Het is nog on-biologisch vroeg, maar `s morgens is het water veruit het kalmst en kunnen we dus meer afstand afleggen. We zoeken onze bagage, rijst, brood, onrijpe bananen, tonijn in blik, eieren en 18 liter drinkwater bijeen en sloffen door de duistere, stoffige straten richting haven, waar onze roeiboot tegen het steigertje ligt te klotsen. Een halfuur later kiezen we het ruime sop.
Vrijdag, 06.55 uur. Ik heb er mijn eerste shift van anderhalfuur aan de riemen opzitten. De zon is intussen opgegaan en we maken van een eenzame rots gebruik om van plaats te verwisselen. De kleurenpracht van het ontwakende meer is onaards mooi; de oevers wijken terug om plaats te maken voor eindeloze velden van riet en mangrove, waar honderden vogels huizen.
Vrijdag, 09.10 uur. Ook Frank heeft zijn ding gedaan en ik heb terug overgenomen. Drie keer al zijn we ei zo na met ons hebben en houden ondersteboven gekeerd, maar we krijgen El Bolivar steeds beter onder controle. De haven wordt steeds kleiner, maar niet zo snel als gedacht. De eenzaamheid is een beetje schrikwekkend; al uren weg en nog geen mens gezien. Als er dan toch een bootje opduikt, verklaren de inzittende vissers ons stapelgek – maar we blijven positief!
Vrijdag, 11.35 uur. De wind wakkert voortdurend aan – en hij blaast nìet in ons voordeel. Ik begin een idee te krijgen van wat de mentale toestand van de gemiddelde Romeinse galeislaaf moet geweest zijn. Frank zit intussen terug aan de riemen, maar krijgt het moeilijk als we een eerste kaap ronden. We dreigen af te drijven in een verraderlijke onderstroom en Francobollo moet bij de oever uit de boot springen om hem verder te trekken. Ik volg even later, tot aan de hals in het water worstelend door de woekerende mangrove. “De krokodillen zijn hier niet zo groot. Ooit heeft er eens eentje een koe opgegeten, maar dat is al lang geleden.” De woorden van Lenin, onze bootverkoper, klinken nu toch een beetje wrang. Adrenaline!
Vrijdag, 14.50 uur. We zitten al een tijdje terug aan het roer, na de akelige passage op de kaap. De eerste blijnen zijn een feit en als er grassig land in zicht komt, is de keuze snel gemaakt: aanmeren, tentje opzetten en koken! Eens dichterbij, blijkt dat voor een stuk moeras te zijn met vreselijk veel muggen, maar daarachter ligt een stukje droog land met zelfs enkele koeien erop. De tentharingen van onze Ogre Thump gaan als een mes door boter en even later staan eieren, bananen en rijst te koken op het gasvuurtje. De calorieën zijn welkom!
Vrijdag, 18.25 uur. Het is donker, de muggen hebben ons de tent in gedreven en TikTak is weer gedaan – dus wij ons bed in. Voor wat een rustige nacht had moeten worden.
Vrijdag, 21.10 uur. Ik wordt wakker van een immens kabaal; Frank is al/nog wakker. Stemmen klinken dreigend en er wordt met zaklampen in onze tent gepriemd. Plots roept een man luid dat we met de handen omhoog uit onze tent moeten komen. Ik kijk naar buiten en zie tot mijn verbijstering de blinkende loop van een volwassen shotgun. Een overval, schiet me door het hoofd. Frank en ik kruipen in onze onderbroek naar buiten, de handen omhoog en verblind door het licht. In hakkelend spaans probeer ik snel genoeg te antwoorden op de vragen van onze belagers. Enigzins tot onze geruststelling blijken het vee-wachters te zijn, die dachten dat wij de bandieten waren. Ze laten niet na om ons nog eens de stuipen op het lijf te jagen met waarschuwingen over de vermeende criminelen. We zijn blij als we – uiteraard volgestoken door de muggen – terug in onze tent mogen, maar de schrik zit er goed in. Altijd te vinden voor een brok avontuur, maar dit gaat er nèt over.
Zaterdag, 06.28 uur. Na een onrustige nacht zitten we alweer in de roeiboot, zakdoeken om de handen om de blijnen te sparen. Het was even schrikken, maar de statige reigers en overzeilende albatrossen maken veel goed. Met hernieuwde moed roeien we de zonsopgang tegemoet!
Zaterdag, 11.05 uur. Het roeien gaat een stuk minder snel dan gedacht en is loodzwaar. Bij de kleine, afgelegen nederzetting van San Ramon leggen we aan om iets te eten; na de boa in San Francisco, zien we ook hier weer een slang door het gras ritselen. De onzekerheid over de dreiging van die beesten in de mangrove, de fysieke ontbering en vooral ook de onverwachte onveiligheid op de oevers van het meer… Ik hoop op beterschap en wil nog graag doorgaan, maar Frank ziet het niet meer zitten. We besluiten dan ook onderdak te vragen bij de oude vrouw in wiens achtertuin we beland zijn, doña Philomena. Zijn we de eerste blanken ooit in San Ramon? De kans zit er dik in.
Zaterdag, 12.15 uur. Doña Philomena heeft in geen tijd een kamertje in haar boerderijtje ontruimd om ons een slaapplek te geven. De vrouw blijkt met haar broers, zoons, schoondochter en kleinkinderen in het huis te wonen. “Overleven” is eigenlijk een beter woord. Met het oog op visvangst toont doña Philomena voorzichtige interesse in ons roeibootje. In de wetenschap dat het voor de goede zaak is, besluiten Frank en ik om El Bolivar aan de arme vrouw te verkopen – voor de helft van het geld dat ze zelf al aanbood. Daar eindigt ons kano-avontuur, een stuk sneller dan verwacht, maar alles bijeen vermoedelijk de beste beslissing.
De weinige tijd die we bij doña Philomena en haar familie mochten verblijven, was op zich een geweldige ervaring. De vrouw was enorm gelukkig met de aankoop van ons bootje. `s Avonds kwam ze ons ongevraagd een heerlijk avondmaal brengen en we bleven tot een hele tijd na zonsondergang zitten praten met de familie over ons leven in België en hun leven daar op de oevers van het Lago Managua. Dagelijks dertien kilometer stappen naar de bus (enkel), werken voor een hongerloon op de boerderij van rijke Lybiërs (vrienden van de socialistische president Ortega), amper een dokter in de buurt hebben (laat staan medicijnen)… Maar een pracht van een familieband, dat wel. “Pobre, pero unidos”, zoals doña Philomena zelf zei.
`s Anderdaags konden we, na opnieuw een stevig ontbijt en hartelijk afscheid, een lift versieren met de lokale melkboer. Via Tipitapa belandden we dan in Masaya, waar we enkele dagen geleden nog een vulkaan hebben beklommen. Zo kwamen we in Granada terecht, een koloniale parel die sterk aan Antigua in Guatemala doet denken. Van hieruit gaat het richting Zuid, over Isla Ometepe naar de Rio San Juan, wat opnieuw een primitief avontuur wordt, en zo Costa Rica binnen. Dat alles met verschillende boten – zo blijft de spirit van ons nautisch avontuur toch nog ergens bewaard 😉
Read Full Post »